Verhaal van begeleiders Pauline en José

Samen honderd procent Over de relatie tussen begeleiders en cliënten

RecruiterMieke Gouman

Meer informatie over werken bij de Rozelaar of even sparren? Neem vrijblijvend contact op met onze recruiter Mieke.

06-48045986 06-48045986 Mail naar Mieke

 

Het verhaal van Pauline en José staat in ons magazine erbij:
(juli 2024)

Lees al onze magazines hier:

 

Liefde, veiligheid, een band opbouwen. Dat zijn elementen die horen bij een onvoorwaardelijke ondersteuningsrelatie tussen begeleiders en cliënten. Maar hoe zorg je daarvoor? Waar moet je op letten? En wat is de rol van verwanten daarin? Pauline van Leeuwen en José Klukkert, begeleiders op dagbesteding Duinroos, gaan daarop in, aangevuld door manager Dagbesteding Jolande van der Molen. “Doe wat je zegt en zeg wat je doet, daar krijgt een cliënt vertrouwen van.”

Op Dagbesteding Duinroos komt iedere dag een gevarieerde groep deelnemers. Sommigen van hen hebben te maken met een ernstige meervoudige beperking en bij de meeste is er specifieke aandacht voor het gedrag. Voor hen is het belangrijk om nabijheid te ervaren.

Dat begint vaak al als de cliënten ’s ochtends binnenkomen, vertelt begeleider José Klukkert. “Met een begroeting laat je merken dat je iemand ziet. Vaak drinken we samen wat en dat geeft ons mooi de gelegenheid om even contact te maken. In een boekje dat deelnemers meenemen, schrijven ouders of andere verwanten op wat ze bijvoorbeeld de vorige avond hebben gedaan. Zo heb je gelijk een gespreksonderwerp: ‘Ben je bij de kapper geweest? Ik zie het, wat zit je haar mooi.’”

Signalen

Gedurende de dag observeren de begeleiders de cliënten. Wat laten ze merken en wat betekent dat? Om daar zo goed mogelijk op in te kunnen spelen, werken alle begeleiders op Dagbesteding Duinroos met alle deelnemers. Zo kennen ze elkaar allemaal en valt de veiligheid niet ineens weg als er eens een begeleider ziek of met vakantie is.

José: “Soms is er bijvoorbeeld een deelnemer die telkens een paar woordjes zegt. Het lijkt niet zo belangrijk, maar het is belangrijk dat je daarop let, want die woorden zijn er niet voor niets. Gaat een deelnemer op een gegeven moment schreeuwen? Dan is het goed om na te gaan waar dat aan ligt: is iemand overprikkeld, verveeld, voelt diegene zich niet gehoord? En wat zit daarachter?”

 

Omschrijving van afbeelding(nog in te vullen)
 
 

Om die signalen te kunnen begrijpen, zeker als een deelnemer niet kan praten, is een goede band onmisbaar. En het opbouwen van zo’n band kost tijd, weet begeleider Pauline van Leeuwen. “Natuurlijk hebben we wat informatie als een nieuwe deelnemer binnenkomt, bijvoorbeeld vanuit ouders of vanuit een signaleringsplan, maar in het begin is het vooral veel zien en onderzoeken. Soms moet je gewoon dingen proberen en afwachten hoe iemand reageert. Zo kom je vanzelf ergens achter. En het is daarin fijn dat je kunt overleggen met je collega’s, met bijvoorbeeld een gedragsdeskundige en met de ouders/verwanten.

In het begin van zo’n relatie ben je veel fysiek samen met een deelnemer. Maar naarmate je elkaar beter kent, is het mogelijk om het lijntje iets langer te maken. Je kunt bijvoorbeeld even naar de keuken lopen of naar het toilet gaan zonder dat diegene zich direct verloren voelt. Al blijft het dan wel belangrijk om te benoemen wat je doet.” José: “Als je zegt wat je doet en doet wat je zegt, geeft dat een cliënt vertrouwen.”

Naast nabijheid is ook structuur erg waardevol. “Het is belangrijk dat deelnemers weten op wie ze die dag kunnen bouwen, waar ze aan toe zijn,” zegt Pauline. “Door een vast dagritme houden we de structuur erin.”

Hecht

Wat veel deelnemers op Dagbesteding Duinroos gemeen hebben, is dat ze nog bij hun ouders wonen. Er is dan ook veel contact met verwanten: door het eerdergenoemde boekje, maar ook door bijvoorbeeld koffieochtenden. “Ik ga er altijd van uit dat ouders hun kind het beste kennen,” zegt José. “De relatie tussen onze deelnemers en hun ouders is hecht, juist omdat ze altijd zo afhankelijk zijn geweest en vaak ook al veel hebben meegemaakt. Er zijn bijvoorbeeld deelnemers die regelmatig in het ziekenhuis hebben gelegen. Je merkt dat dat voor ouders best intensief is.”

Omdat deelnemers vaak nog thuis wonen, moet goed duidelijk zijn wie waarvoor verantwoordelijk is rond het inschakelen van zorg en ondersteuning, zegt Jolande van der Molen, manager Dagbesteding. “Stel bijvoorbeeld dat er een thuiswonende deelnemer is bij wie het slikken een probleem wordt of bij wie het thuis wonen steeds moeilijker gaat. We hebben inmiddels een eigen behandeldienst die we in kunnen zetten, maar daarvoor is wel een aparte indicatie nodig als er eerder alleen een indicatie voor dagbesteding is afgegeven. Het is dan in de eerste plaats aan de verwanten om daarop actie te ondernemen. De stijgende zorgkosten en ook de toenemende schaarste van zorgpersoneel vragen om duidelijke functieprofielen: wat hoort wel en wat hoort niet bij iemands taak als zorgcoördinator of begeleider? Door die kaders helder te hebben, kunnen medewerkers hun deskundigheid gericht in blijven zetten.”

 

Omschrijving van afbeelding(nog in te vullen)

Gewone leven

Binnen de Rozelaar is de afgelopen jaren steeds meer gestuurd op het werken vanuit de Triple-C-methode, waarbij je je niet zozeer richt op ‘probleemgedrag’, maar op de vraag: hoe kun je een deelnemer zo veel mogelijk het gewone leven laten ervaren? Jolande: “Je zoekt naar ontwikkelmogelijkheden. Het liefst ga je van voordoen via samen doen naar zelf doen, zodat een deelnemer een zo gewoon mogelijk leven ervaart.”

Samen met de begeleiding gaan deelnemer voor succeservaringen. “Met elkaar ben je honderd procent,” legt Pauline uit. “De verdeling daarbinnen verschilt per dag. Soms komt negentig procent van jou en tien procent van de deelnemer, een andere dag is het andersom. Maar ook als een deelnemer maar tien procent geeft, kun je samen voor honderd procent dingen doen en successen boeken.”

José vult aan: “Vanuit Triple-C kijken we iedere dag of en hoe we voldoen aan de fysieke, emotionele, mentale en zingevende behoeften van een deelnemer. Als een deelnemer goed in z’n vel zit en je hebt voldaan aan de randvoorwaarden, is het leuk om te zien wat zo iemand nog meer kan. Diegene gaat zich dan steeds meer ontplooien. Er was bijvoorbeeld eens een deelnemer die wandelen niet zo leuk leek te vinden, maar toen we duidelijk vertelden wat we van plan waren, genoot hij er toch van. Je hebt dan samen die drempel genomen en kijk wat het oplevert! Dat geeft een deelnemer vertrouwen, en jou als begeleider ook.”

 

 

Locaties